Een blog van Joost van den Heuvel Rijnders
Ook afgelopen zomer was ik weer op Vlieland. Een weekje op de Wadden voelt als een retraite. Het liefst loop ik op het strand, in stilte mijmerend, meestal met mijn trouwe viervoeter Teuntje in de buurt. Meestal loop ik langs de vloedlijn en zie wat de zee allemaal uitspuwt en op het strand achterlaat. Schelpen, ja natuurlijk, heel veel schelpen in allerlei kleuren, maar ook stukken hout en groene slierten zeewier. En veel krabben, roerloos liggend om hun rug, de gele scharen omhoog. Door op het strand te lopen beoefen ik, haast vanzelf, maranānussati – mindfulness en contemplatie met betrekking tot de dood. Doodsbewustzijn. Als ik stil sta, buig naar dat wat ooit levend was, en aandachtig kijk, komen de woorden uit de meditatie heel spontaan op:
Dit is dood. Dood is een onderdeel van het leven. Ook ik zal dood gaan.
Ik weet niet wanneer, niet hoe, maar weet wel: dood is zeker.
Mediteren op de dood is confronterend, soms beangstigend, maar kan ook bevrijdend zijn. Door vertrouwd te raken met onze sterfelijkheid kunnen we een vrijere omgang vinden in de omgang met het leven en makkelijker kunnen loslaten. Het kan op die manier bijdragen aan meer waardering voor het leven en aansporen om onze tijd en energie te geven aan dat wat er werkelijk toe doet.
In de crypte van de katholieke kerk Santa Maria della Concezione dei Cappuccini te Rome bevinden zich de overblijfselen van duizenden broeders. Zichtbaar zijn de botten, schedels, complete skeletten. Dagelijks komen de huidige broeders hier samen om te bidden. In een van de ruimte hangt een bord met de tekst: ‘Wat je nu bent, waren wij ooit; wat wij nu zijn, zul je worden’. Waarschijnlijk niet om angst aan te jagen, maar om stil te staan bij de dood als onderdeel van het leven. En dit leven te koesteren en zo voluit te kunnen leven. Zoals ze dat in de Middeleeuwen uitdrukten: memento mori, memento vitea. Gedenk te sterven, maar vergeet niet te leven.