Een blog van Mirjam Schild
Kunnen we omgaan met het lijden van de ander? Laatst vroeg een goede vriendin mij waarom ik niet meteen ging rusten als ik moe was, ze werd erdoor verward, had het gevoel iets te moeten doen. Ik realiseerde me later dat ze het moeilijk vond om mijn vermoeidheid (lijden) te zien. Ze voelde zich ongemakkelijk.
Stel je het volgende voor: Een vriend vertelt over een moeilijke periode. Je hoort het aan, knikt meelevend. Maar ergens in je buik begint het te knellen. Een ongemakkelijk gevoel dat je liever kwijt dan rijk bent. Misschien voel je je schuldig, machteloos, of zelfs geïrriteerd. Wat gebeurt er eigenlijk als we geconfronteerd worden met het lijden van een ander?
In onze cultuur zijn we geneigd om pijn snel op te willen lossen. Ongemak moet zo snel mogelijk verdwijnen – of dat nu het onze is, of dat van iemand anders. Als iemand huilt, bieden we een glas water aan. Als iemand worstelt, reiken we meteen een oplossing aan. Maar zijn we echt aanwezig bij de ander, of proberen we vooral ons eigen ongemak te sussen?
De Amerikaanse onderzoeker Brené Brown maakt een belangrijk onderscheid tussen empathie en sympathie. Empathie is de moed hebben om je te verbinden met de pijn van een ander, zonder deze te willen fixen. Het is aanwezig blijven bij wat moeilijk is – voor de ander én voor jezelf. Sympathie daarentegen zoekt vaak naar afstand. “Oei, dat is erg! Maar gelukkig overkomt mij dat niet,” zegt het sympathieke brein. Sympathie vraagt: klim maar de ladder op naar boven en dan zal ik je helpen. Het bedoelt het goed, maar drukt de ander onbedoeld weg.
Empathie daalt de ladder af, gaat naast je zitten en zegt: vertel..
Vipassana leert ons aanwezig te blijven bij wat zich aandient – zonder oordeel. Kunnen we ook op die manier aanwezig zijn bij het lijden van een ander? Zonder direct te analyseren, te vergelijken of op te lossen? Kunnen we voelen wat het met ons doet, en tegelijk de ander de ruimte geven?
Echt luisteren vraagt oefening. Het vraagt om vertraging. Om het niet-weten te verdragen. Want soms is het enige wat nodig is: daar zijn. Met een open hart, een luisterend oor en een bereidheid om mee te buigen met het moment.
Als we ons ongemak niet uit de weg gaan, ontstaat er iets bijzonders. Niet alleen de ander voelt zich gezien, ook wijzelf worden geraakt – op een wijze die zacht en helend kan zijn. Het is in deze kwetsbare nabijheid dat werkelijke verbinding ontstaat. Geen pasklare antwoorden, maar een gedeelde menselijkheid.
Misschien is dat wel de essentie: het lijden niet willen wegduwen, maar het durven dragen – samen … Zo wordt verdragen geen afstand houden van het lijden, maar een diepe vorm van nabijheid.














