Naarmate ik me meer verdiepte in meditatie en in de lessen van de Boeddha, overviel me een gevoel van veelheid en complexiteit. Er zijn zoveel meditatievormen en de Boeddha gaf zoveel lessen – ongeveer 80.000! Elke les wilde ik toepassen in mijn meditatieoefening. Verder wilde ik alles uit de lessen van de Boeddha begrijpen. Het werd een soort obsessief be-‘grijpen’. Onderwerpen als wedergeboorte en karma, ik moest ze ‘begrijpen’. Langzaam zag ik door de bomen het bos niet meer.
Plots kwam ik een les tegen met de titel ‘Een handvol bladeren’. Hier loopt de Boeddha door het bos met zijn discipelen en raapt een handvol bladeren op. Vervolgens vraagt hij: “Wat is meer, de bladeren in mijn hand of die in het bos?”. Uiteraard antwoorden de monniken: “De bladeren in de hand zijn gering in aantal, heer. Die boven in het bos zijn talrijker.” Hierop antwoordde de Boeddha: “Op dezelfde wijze, zijn die dingen die ik begrepen heb uit persoonlijke ervaring veel talrijker dan wat ik onderwezen heb. En waarom heb ik ze dan niet onderwezen? Omdat ze niet verbonden zijn met het doel en dus niet leiden tot ontgoocheling, tot onthechting, tot kalmte, tot directe kennis, tot zelf-ontwaken, tot vrijheid. Daarom heb ik ze niet onderwezen”.
Voor mij is het zo belangrijk om het doel van de Boeddha’s lessen voor ogen te houden: stress en de oorzaken van stress. Vrijheid en de oorzaken van vrijheid. Deze les is een van de belangrijkste bladeren in onze hand. Een ander belangrijk blad is vriendelijkheid. Een glimlach komt automatisch op wanneer ik me herinner aan hoe de Dalai Lama zijn religie omschrijft: “Mijn religie is vriendelijkheid”. Telkens als ik het oude patroon van alles willen begrijpen en vastklampen opmerk, herinner ik me aan de handvol bladeren. Hierdoor richt de aandacht zich op wat echt belangrijk is: vriendelijkheid en vrijheid.